Vanochtend komt de intern begeleider langs in de klas met de reminder dat álle kinderen nog een vragenlijst moeten invullen over hoe zij zich voelen in de klas en over hun sociaal emotionele ontwikkeling. Dit is een landelijk onderzoek dat jaarlijks wordt uitgevoerd. Alle kinderen moeten 2 vragenlijsten invullen met elk een aparte unieke code. De juf vraagt of ik deze vragenlijsten met de kinderen wil invullen.
In groep 5 zie je dat ze sommige vragen nog niet goed begrijpen en daarom is het belangrijk (om de ‘juiste’ antwoorden te krijgen) dat ik de vragen voorlees en vragen kan beantwoorden als kinderen een vraag niet begrijpen. Ik ga dus naar een apart lokaal, start zes computers op, en log in elke computer. Daarna voer ik bij elke computer de unieke code in van een kind. En dan loop ik naar de klas en roep de zes kinderen voor de vragenlijst. Ik lees de 21 vragen voor, en het zijn geen makkelijke vragen voor groep 5. Denk aan: “Ik heb mijn zaken voor elkaar” (Antwoord: altijd, meestal, soms, nooit). Dan krijg je vragen als “Juf wat zijn zaken?”. Of een vraag met dubbele ontkenningen als “Ik kom op school nooit in de problemen” (Antwoord: altijd, meestal, soms, nooit). Ga dan maar aan een kind uitleggen dat het ‘altijd’ moet invullen als het antwoord ‘nooit in de problemen komt’ is. Dat is ingewikkeld.
Na 21 vragen moet ik ook nog een tweede vragenlijst invullen met de kinderen. Deze bestaat uit meer dan 30(!) vragen. Van half 9 tot 12 uur ben ik bezig om álle kinderen van de klas om de beurt uit de klas te roepen om in groepjes van 6 rustig de vragenlijst door te nemen. De juf is blij dat ik dit tussendoor heb kunnen doen, maar ik vraag mij wel af of deze vragenlijst is gecheckt bij juffen en meesters op haalbaarheid en begrijpelijkheid.
Iris Korvemaker
Beleidsadviseur Gemeente Utrecht
Onderwijsambassadeur in groep 5 - OpDreef - Overvecht